Amsterdamse Horlogemakers en Amsterdams Klokken uit de 18e eeuw

Ons Amsterdam, 14:4, pp. 106-114, 1960.

[...]
Beschouwt men zo'n ouderwets uurwerk nauwkeurig, dan weet men niet recht, wat men het meest moet bewonderen in het maaksel, het schrijn- of het graveer- werk, het uur- of het slagwerk, het schilder-, heeld- houw- of inlegwerk, dat alles in volmaakte harmonie van vorm of kleur is daargesteld. Wellicht heeft het dan ook zijn nut enige bijzonderheden -afkomstig uit de schaarse bronnen -te geven over enkele uurwerk- makers en hun produkten, speciaal uit de 18e eeuw. Bezien we daarvoor eerst de inrichting van het atelier, zoals de meeste horologiemakers dier dagen er een hadden.

Het licht kwam van boven door een glazen dak en kon door doelmatig aangebrachte schermen op allerlei wijzen geregeld worden. Een menigte van instrumenten vulde de ruimte grotendeels. Aan beide zijden waren zware werkbanken geplaatst, waaraan de leerlingen of gezellen zaten of stonden te werken. Voorts zag men een draaibank, voorzien van een vaste beitel, benevens onderscheidene bijstukken en ook rad- insnijmachines en arrondeer- of tandafrondmachines, enz. Al deze gereedschappen werden door de horloge- makers zelf gemaakt, vandaar de grote verscheidenheid in instrumenten, die voor hetzelfde doel waren ge maakt. Langs de wanden stonden rekken met vijlen, terwijl fijnere soorten in hussen onder glazen stolpen bewaard werden. Verder aan de zijden der werkplaats stonden kasten met glazen deuren, waarin de voor- naamste instrumenten zich bevonden. Het zou ons te ver voeren, om de werking van en het gebruik waarvoor van al deze gereedschappen te beschrijven, doch we willen er aIleen de nadruk opleggen, dat de techniek van het uurwerkmaken -dus van het gaande-, het slag- en het speelwerk -het gebruik van een groot aantal gereedschappen noodzakelijk maakte.

Altijd arbeidden er meerdere werkkrachten in de ateliers, doch daar niet alleen het uurwerk in zijn technische constructie doch evenzeer de kast en haar uiterlijke en inwendige versiering aan de gangbare eisen dienden te voldoen, moesten velerlei werkkrachten ingeschakeld worden, om het geheel tot stand te brengen. Juist het bijwerk heeft vooral zijn stempel van genialiteit gedrukt op het uurwerk als kunstprodukt, waaraan door schilders, architecten, beeldhouwers en speciale vakmensen als schrijnwerkers, graveurs, kopergieters, e.a. veel ten koste is gelegd en meesterstukken van ongeevenaarde schoonheid en kunst zijn ontstaan. Van deze bijwerken is in hoge mate interessant de mechanische inrichting, welke figuren doet te voor- schijn treden en deze in beweging brengt, waarbij het vrije spel der fantasie zich rijkelijk mag ontplooien. De voltooide exemplaren werden in de winkel of in de toonkamer tentoongesteld, terwijl in het magazijn de voorraad van staande kasten, consoles, enz. bewaard werd.

De klanten hadden een rijke keus en konden op een rustige wijze hun inkopen doen. 't Is bekend, dat de beroemde klokkenmaker Gerrit Bramer Sr. -de meest bekende uit de grote familie der Bramers - die een grote, goed beklante zaak op het Rokin had, zijn bezoekers op wel zeer voorkomende wijze be- diende. In zijn winkel hield hij tevens een koffie- schenkerij, geassisteerd door zijn jongste dochter Anna en door twee dienstboden. De gezellige sfeer was geschapen en het zaken doen een prettige bezigheid. En dat er zaken werden gedaan, blijkt wel hieruit, dat het jaarlijks belastbaar inkomen van Gerrit Bramer in 1742 geschat werd op f 4000.-, in die tijd een hoog bedrag, terwijl de huurwaarde van zijn gehele behui- zing, atelier, winkel, magazijn en woning, geschat werd op f 900.-.
[...]