Aan
onheilsprofeten bestaat zelden gebrek. Er zijn altijd weer
groeperingen die zich terugtrekken op een hoge bergtop omdat het einde
van de wereld op handen heet te zijn. Als dan blijkt dat dat niet zo
is, voelen zij zich alleen maar gesterkt in hun geloof; hebben zij
niet door hun eenzame voettocht de goden gunstig weten te stemmen en
ons aldus voor de ondergang weten te behoeden? Zo is het dat we nu,
vijftig jaar na Vannevar Bush's essay Science: The Endless
Frontier door wetenschapsjournalist John Horgan getrakteerd worden
op een boek getiteld The End of Science. Hierin laat Horgan de
meest tot de verbeelding sprekende wetenschapsgebieden de revue
passeren en komt tot de weinig optimistische conclusie dat er van de
wetenschap geen fundamenteel nieuwe gezichtspunten meer te verwachten
zijn, noch op het heelal als geheel, noch op wat zich daarin afspeelt,
met inbegrip van het verschijnsel mens. Deze door hem gesignaleerde
kennishorizon is bovendien een produkt van de wetenschap zelf.
Horgan is invloedrijk, niet zozeer vanwege zijn wetenschappelijke
verdienste of inzicht, maar omdat hij, als `senior writer' van
Scientific American, een sleutel positie innam bij de
beeldvorming van de wetenschap naar het grote publiek. In die
hoedanigheid was hij ook in de gelegenheid om de afgelopen 10 jaar,
boeiende, vaak kritische artikelen over de uiteenlopende
wetenschapsgebieden te schrijven, en interviews te publiceren met de
meest vooraanstaande geleerden van onze tijd. In zijn boek gaat hij
echter een stuk verder en heeft hij de markante uitspraken, opgetekend
uit de monden van spraakmakende wetenschappelijke
hoogwaardigheidsbekleders, zo gemonteerd dat deze kunnen worden
ingezet ter onderbouwing van zijn extreme stelling dat `Het Einde van
de wetenschap' daar is.
De inhoudsopgave doet denken aan de
inventarisatie van een failliete boedel: `Het Einde van'
achtereenvolgens, ` de vooruitgang, de filosofie, de fysica, de
kosmologie, de sociale wetenschap, het neurotechnisch onderzoek,
chaoplexiteit, de limietologie' met tot slot een epiloog getiteld `De
Angst van God' waarin zijn verleden als `literair criticus' weer
gevaarlijk opspeelt. Een opsomming die het aanstormende
bèta-talent terstond rechtsomkeert doet maken en die menig
armlastig bestuurder opgelucht zal doen ademhalen. In het kort komt
Horgan's betoog hier op neer: Met de ontdekking van de (algemene)
relativiteitstheorie en de quantummechanica, de evolutietheorie en de
structuur van het DNA molecuul, zijn de fundamentele principes die
(voorzover mogelijk) dit heelal verklaren, blootgelegd. Horgan sluit
andere paradigma's van een vergelijkbare diepgang en relevantie
uit. Zo is hij van mening dat in de gedreven speurtocht van het
huidige fundamentele onderzoek slechts de schijn wordt hoog gehouden
van wetenschappelijke arbeid, maar dat dit onderzoek in feite meer en
meer ontaardt in het bedrijven van wat hij noemt `ironische
wetenschap'; het ongebreideld postuleren van speculatieve vermoedens
die niet langer proefondervindelijk falsifieerbaar zijn. Met andere
woorden, ironische wetenschap, hoe fascinerend ook, brengt ons niet
dichter bij de waarheid. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn volgens
Horgan: de ontwikkeling van snaartheorie als oplossing van het
fundamentele conflict tussen relativiteitstheorie en quantummechanica;
onderzoek naar het ontstaan van ons heelal, profetieën ten
aanzien van simpele onderliggende wetmatigheden in complexiteit en
chaos (met als ideologisch hoofdkwartier het Instituut in Santa Fe) en
in het verlengde daarvan het naïef optimisme van wetenschappers
die het bewustzijn denken te kunnen doorgronden en modelleren. De
wetenschap gaat aan zijn eigen succes ten onder en wat er overblijft
is het invullen van details en - indien gewenst - het ontwikkelen van
allerhande toepassingen. Horgan vindt dit trouwens wel een
belangrijke en zinvolle onderneming. Toch zal het beeld dat het in de
huidige natuurwetenschappen eigenlijk alleen nog maar om detaillering
gaat, velen met mij tegen de borst stuiten. Het laat zien hoe Horgan
tegen de wetenschap aankijkt; in zijn verhaal krijgen zeer
fundamentele en cruciale ontwikkelingen een misplaatste
vanzelfsprekendheid die een te oppervlakkige analyse suggereert.
Mijn vermoeden is dat Horgan zich bij zijn grafrede te veel heeft
laten leiden door wat ik wel eens ego-science genoemd heb; de
opeenstapeling van populaire boekwerken van gelauwerde
wetenschappers. Onderzoekers die hun medemens d.m.v. een bestseller
deelgenoot maken van hun vrijblijvende omzwervingen in de geest, met
passende titels zoals: The Mind of God, Dreaming of a Final Theory,
A brief History of Time, The Quark and the Jaquar, The Theory of
Everything, Wholeness and Implicit Order, Infinite in All Directions,
Disturbing the Universe, The Emperors New Mind, Order Out of Chaos
en At Home in the Universe. Hun speculatieve bespiegelingen
maken op het publiek zeer veel indruk, temeer omdat die nobele
wetenschappers nu eindelijk eens wél begrijpelijk zijn en
bovendien spreken over dingen waar men wat mee kan. Eindelijk eens
betrouwbare sprookjes. Er zitten verstands-verbijsterende verhalen bij
over veel-wereld-interpretaties, reizen door de tijd met `en passant'
godsbewijzen gebaseerd op vloeistofmechanica dan wel op de `arrow of
time', en vrije wil als bijproduct van de onzekerheidsrelaties. Mind
boggling. Wat de argeloze lezer en ook Horgan zich niet altijd
realiseert is dat de wetenschappelijke reputatie van de auteurs juist
niet op die boeken gebaseerd is.
Toen Horgan onlangs een
verhaal gaf aan de Universiteit van Amsterdam - nota bene in het kader
van de wetenschap & technologie dagen -, werd hij lastig gevallen
door wetenschappers die vroegen hoe hij dat allemaal zo zeker wist,
hoe het met de onderbouwing van zijn boude beweringen zat en of zijn
betoog niet een voorbeeld bij uitstek van `ironische wetenschap'
was. In eerste instantie antwoordde hij dat dat wel zou blijken, in
tweede instantie verborg hij zich achter de brede schouders van de
door hem geciteerde wetenschappelijke reuzen, ten derde meende hij dat
het eigenlijk gewoon een kwestie van `gezond verstand' was, waarop
iemand in het gehoor hem er fijntjes op wees dat bij het anticiperen
van radicale doorbraken in de wetenschap, gezond verstand vaak een
obstakel is. Dit is een niet onbelangrijk gegeven. Gevestigde
wetenschappers zijn niet altijd even goed in het onderkennen of
accepteren van radicale vernieuwingen, zelfs als ze die zelf teweeg
hebben gebracht. Lorentz had het moeilijk met de speciale
relativiteitstheorie, Einstein met het dynamisch heelal en de quantum
mechanica, Pauli met spin en Yang Mills theorie en Dirac met
renormalisatie, om maar enkele voorbeelden te noemen. Deze voorbeelden
illustreren dat uin de wetenschap ook pausen feilbaar zijn.
Als
fysicus wil ik ter illustratie ingaan op het het vermeende ironische
karakter van de `snaartheorie', omdat ik met dat gebied van onderzoek
vertrouwd ben. Snaartheorie is een ambitieuze poging om de diepe
conceptuele kloof tussen de algemene relativiteitstheorie en de
quantum mechanica te overbruggen. Jaren van onderzoek hebben
aangetoond dat deze kloof inderdaad zeer diep is en dat betekent dat
een radicale ingreep noodzakelijk is in ons denken over wat materie,
ruimte en tijd op het meest fundamentele niveau nu eigenlijk zijn. De
geschiedenis van de wetenschap leert dat zo'n robuust conflict de
ideale voedingsbodem is voor een fundamenteel nieuw paradigma van het
type waar Horgan naar op zoek lijkt, en dat is natuurlijk ook waarom
er door zoveel vermetele geesten aan gesleuteld wordt. Horgan meldt
dat deze theorie niet te falsifiëren is, omdat daar een
versneller met een omtrek van een duizend lichtjaar voor nodig zou
zijn en daarmee is snaartheorie gedegradeerd tot een hersenspinsel dat
thuis hoort in de metafysica, tot een typisch voorbeeld van ironische
wetenschap. Hij weet zich in deze mening o.a. gesterkt door
nobelprijswinaar - en anti-snaar activist - Glashow en tot overmaat
van ramp heeft ook Feynman ooit gezegd dat hij de snaartheorie een
onzinnig idee vond (niet onvermeld mag blijven dat hun collega's
Weinberg en Gell-Mann zich juist positief hebben opgesteld). Ik denk
dat iedereen het erover eens is dat een versneller niet het
geëigende instrument is om mee op zoek te gaan naar de miniscule
snaartjes, maar daarmee is de kous niet af. Onlangs nog is een fraaie
overkoepelende theorie van Georgi en diezelfde Glashow, waarvoor
slechts een versneller met de afmeting van ons zonnestelsel nodig zou
zijn, gefalsifieert m.b.v. een miljoen liter water! Soms blijkt het
mogelijk om hele kleine getallen te neutraliseren door ze met hele
grote getallen (zoals het getal van Avogadro) te vermenigvuldigen; wie
niet groot, rijk of sterk is moet vooral slim zijn. Horgan gaat ook
voorbij aan het gegeven dat er al tal van vaststaande feiten zijn die
om een verklaring vragen, bijvoorbeeld m.b.t. de dimensionaliteit van
de ruimte tijd, de noodzaak en aard van de natuurkrachten zoals de
zwaartekracht, de kosmologische constante en bepaalde eigenschappen
van zwarte gaten. Snaartheorie heeft hier al belangrijke concrete
bijdragen aan geleverd. Verder zijn er zo veel stringente eisen die
voortkomen uit de wiskundige consistentie, dat er vooralsnog geen
enkele serieus alternatief voor snaartheorie is
geconcipieerd. Consistentie heeft bijvoorbeeld de implicatie dat er
van alle deeltjestypen `superpartners' moeten bestaan waar weer wel
met versnellers naar gezocht kan worden. Het niet uniek zijn van
snaartheorie, een ander argument dat door Horgan tegen de theorie
wordt aangevoerd, dat inmiddels op spectaculaire wijze
geëlimineerd is, hetgeen tot een belangrijke verdieping van het
inzicht in theorie heeft geleid. Snaartheorie heeft geleid tot een
enorme activiteit op het raakvlak met de zuivere wiskunde, waar
belangrijke concrete resultaten uit voortgekomen zijn, getuige de
Fields medal voor Ed Witten, één van de toonaangevende
snaar onderzoekers. Er zijn ook aspecten van snaartheorie die in
andere deelgebieden van de fysica inmiddels experimenteel geverifieerd
zijn. Inderdaad snaartheorie is meer dan alleen een nieuw perspectief
op fundamentele structuur en wisselwerking, het is een belangrijk
nieuw stuk gereedschap voor de theoretische natuurkunde als
geheel. Geen van deze overwegingen komen aan bod in Horgan's boek,
waar de lezer de indruk krijgt opgedrongen dat het in dit gebied van
de natuurkunde om vrijblijvende hersengymnastiek of zelfs religie
gaat. Iedere fysicus die wel eens met Witten heeft gecommuniceerd zal
zich verbazen over de karakterisering die Horgan van hem geeft als `de
meest spectaculaire beoefenaar van ironische wetenschap die ik ooit
ontmoette'. Dit is er niet zozeer op gericht mijn eigen vakgebied te
`rehabiliteren' maar vooral ook om aan te geven dat mijn vertrouwen in
het beoordelingsvermogen van Horgan dermate geschaad is dat ik zijn
uitspraken over andere gebieden van wetenschap - waar ik minder goed
in thuis ben - met een gigantische korrel zout neem.
Het boek
leest makkelijk, omdat ondanks de beladen boodschap het werk in een
zeer onderhoudende stijl geschreven is. De lezer wordt overstelpt door
een niet-aflatende stroom van pakkende `one-liners', opgetekend uit de
mond van talloze nobelprijswinnaars en andere wetenschappelijke
halfgoden; `het einde van de wetenschap' is als `conversation piece'
dan ook zonder meer geslaagd. Anderzijds is dit `van horen zeggen'
aspect ook een zwakte van het boek: soms raak je 't spoor bijster in
de wirwar van tweedehands opinies. Als rechtgeaarde journalist kun je
er misschien prat op te gaan - zoals op de omslag van de engelse
versie dan ook met grote letters staat aangeprezen - dat het boek in
ieder geval `controversieel' en `provocerend' is. Zeker als dat, naar
ik aanneem, een lucratieve controverse is; het valt echter nog te
bezien of het het motto `de één z'n brood is de ander
z'n dood' van toepassing is. Ik twijfel er niet aan dat Horgan de
betrokkenen letterlijk citeert maar door de gerichte selectie en
tendentieuse recombinatie, zijn niet alle geinterviewden even gelukkig
met de uitkomst, immers, uitspraken worden bij zo'n excercitie
gemakkelijk uit hun verband gerukt. Het is een kunstgreep om de
opinies van de schrijver zelf van meer gewicht te voorzien. Horgan is
zijn baan bij de American Scientific inmiddels kwijt, en dat is weer
koren op de molen van degenen die vinden dat het wetenschappelijk
establishment het slechte nieuws van apostel Horgan kennelijk niet
verdragen kan. Hoewel hij bepaald niet tegen de wetenschap is - eerder
het tegendeel - is het niet denkbeeldig dat hij nog uitgroeit tot een
martelaar van de antiwetenschaps beweging, die in de maatschappij de
kop lijkt op te steken. Vooral Horgans eigen conclusie:`De wereld is
een raadsel dat God heeft geschapen om zichzelf in bescherming te
nemen tegen zijn vreselijke eenzaamheid en doodsangst', doet het
ergste vrezen. En wat betreft Glashow, die heeft in Harvard inmiddels
twee jongere collega's mogen verwelkomen, ze zijn werkzaam op het
gebied van - u raadt het al - de snaartheorie.