Feynman werd gevraagd wat hij het belangrijkste produkt van menselijk
vernuft vond, hij zei toen :"Het inzicht dat alles gemaakt is van atomen".
Deze woorden schoten mij te binnen toen ik onlangs in een druipende
regen op een binnenplaats van het oude Cavendish Labaratorium in
Cambridge met enig ontzag naar het miezerig noodgebouwtje stond te
staren waar Crick en Watson in 1953 de structuur van DNA
ontrafelden. Het begin van de niet te stuiten opmars van het
moleculaire denken in de levenswetenschappen, die nu zulke
verstrekkende gevolgen heeft voor hoe wij met leven, gezondheid en
moordenaars omgaan. De tamelijk zachte biowetenschap kreeg er bij die
gelegenheid een bikkelharde dimensie bij. De nieuw verworven inzichten
in deze complexe ("levende") materie genereerden zoals altijd ook zelf
weer de instrumenten om die materie mee te manipuleren, waardoor de
toepassingen van dit moleculaire denken dichterbij bleken te zijn dan
menigeen had vermoed. In 1976 richtten Herbert Boyer, een biochemicus
van UCSF en venture capitalist Robert Swanson in San Francisco
het bedrijf Genentech op, om als eerste commerciële
toepassingen van recombinant DNA technieken op de markt te
brengen. Skepsis van bedrijfsleven en academia heeft niet mogen
verhinderen dat de aandelen sinds de beursgang in 1980 vijfentwintig
keer zoveel waard geworden zijn. En - dit terzijde - een proces
aangespannen door UCSF over de schending van een UC patent dat
samenhing met het groeihormoon product Protopin, leverde die
universiteit een schikking op, waarbij Genentech de universiteit
150 miljoen dollar zou doneren plus een 50 millioen dollar bijdrage
voor een nieuw research labaratorium. Inmiddels zijn er honderden
biotechnologische bedrijven; ik weet helaas niet of er veel
universiteiten in geslaagd zijn om het lucratieve voorbeeld van UCSF
na te volgen.
Deze spectaculaire biogeschiedenis is vergelijkbaar met hoe het
inzicht in de quantumstructuur van de materie een nieuw fundamenteel
kader schiep voor de scheikunde, die daarna ook een volstrekt eigen,
explosief groeiproces zou doormaken. Vergelijkbaar ook, met hoe onze
kennis van de structuur en de eigenschappen van de vaste stof, met
name halfgeleiders, leidde tot de realisatie van de immense
schaalverkleining van geïntegreerde logische schakelingen met als
gevolg de enorme schaalvergroting van onze capaciteit om informatie te
verwerken. Wat het hart van menig wetenschapper sneller doet kloppen
is dat onschuldige kennis steeds weer de bakermat blijkt voor
technologische revoluties die heel diep ingrijpen in de manier waarop
wij leven. Deze omwentelingen zijn de grote drijfveer voor sociale
verandering en emancipatie en in wezen de opbrengst van de lange
termijn investeringen die de westerse maatschappij als geheel in het
verleden in de natuurwetenschappen heeft gedaan. Het is jammer dat de
huidige biosuccessen in bepaalde kringen nogal dwangmatig worden
gekoppeld aan de neergang van de natuurkunde. Alsof het een gegeven is
dat het totale potentieel aan goed wetenschappelijk onderzoek altijd
constant is en zeker niet kan toenemen, de Zalmnorm als
natuurwet. Eerder een wonderlijke verminking van de tweede
hoofdwet. Raadselachtige retoriek heeft het dat met het einde van de
koude oorlog ook de natuurkunde kalt gestellt is. Nu is het wel
zo dat ondanks al die stomme bommen de fysici het energieprobleem niet
hebben opgelost (hoewel op de lange termijn daar zeker het laatste
woord nog niet over is gezegd), maar Artificiële Intelligentie heeft
de menselijke variant ervan toch ook niet overbodig gemaakt en de
bio-industrie zal het verschijnsel ziekte ook niet van de aardbodem
wegvagen. Alleen gekken geloven in dat soort sales talk. Nu
lonkt er een troostprijs voor de fysica als ``enabling science''. Een
kwalificatie die uitdrukt dat elke moderne operatiekamer of
biologische labaratoriumruimte zo volgestouwd is met geavanceerde
technologie, dat men zich zowaar op het NatLab van Philips waant. Het
ganse repertoire van o zo vernuftig analytisch en diagnostisch
gereedschap is vooral het product van een kleine eeuw toegepaste
fysica en chemie. Waar zouden we nu zijn zonder electronenmicroscoop,
diffractie-apparatuur, massaspectrometers, PET- of MRI-scanners en
laserinstrumentarium? Ik denk dat fysici en chemici zich niet ten
onrechte nauw betrokken voelen bij de ontwikkelingen die nu plaats
vinden in de levenswetenschappen, en dat niet alleen als
onderhoudsmonteurs maar ook als innovatieve sparring partners,
intellectuele venture capitalists zo je wilt. Ik ervaar het als meer
dan een troost dat het moleculaire denken - bij uitstek produkt van
het fysisch/chemisch gedachtengoed - een ware zegetocht door de
levenswetenschappen maakt. De stichting FOM/NWO gaat volgens haar
nieuwe beleidsplannen terecht haar inspanningen op het raakvlak van
fysica en levenswetenschappen intensiveren. Gezonde synergie, dat
behelst vast meer dan de stuiptrekking van een door jaloezie
verteerde, op z'n pik getrapte fysica, ik verwacht dat de fysici er
met hun bio- en chemiemakkers iets boeiends van zullen bakken en
zich niet slechts als slippendragers van de heersende biocultuur zullen
opwerpen.
Ondanks het feit dat wetenschap en technologie een steeds
overheersendere rol in alle facetten van ons bestaan spelen, heeft de
wetenschap zelf toch weer slecht geboerd in de afgelopen miljardendans
rond de paarse pausen Kok en Zalm die duidelijk geen boodschap hebben
aan wetenschap. Juist omdat de inspanningen van de industrie op het
gebied van fundamenteel onderzoek het afgelopen decennia drastisch
zijn afgenomen ligt daar nu een extra verantwoordelijkheid voor de
overheid. Nu blijkt echter dat ondanks de Gigameevallers het totale
wetenschapsbudget nauwelijks is verhoogd, en dreigt er een situatie te
ontstaan waarbij wetenschappers elkaar te lijf moeten gaan in door
beleidsmakers strak geregisserde strafexpedities. Lang leve de
zero sum game. In een samenleving als de onze zouden
investeringen in fundamentele wetenschap en veeleisende exacte
opleidingen gelijke tred moeten houden met de opbrengsten die
datzelfde onderzoek van 50 jaar geleden, nu oplevert. Nieuwe kennis en
mensen die daarmee om kunnen gaan, zijn immers de beste verzekering
die een samenleving voor de toekomst op de lange termijn kan
afsluiten. Een gepaste toename van middelen om de harde
bètawetenschappen in Nederland aan te moedigen en ruimhartig te
faciliteren, op alle niveaus van de educatieve ladder en bij publieke
instellingen van onderzoek, is nodig om een nog verdere verschraling
van ons wetenschappelijk potentieel te voorkomen.
Moleculaire biologie is een fantastisch vak, als ik mijn zoon er over
hoor vertellen loopt het water mij door de mond. Een vak dat door zijn
directe invloed op de "condition humaine" terecht de publieke opinie
in haar greep houdt en inmiddels uitgegroeid is tot een onmisbare
ingrediënt van elke zichzelf respecterende talkshow, van Discovery
Channel tot de Evangelische Omroep aan toe. Maar er is gelukkig meer
dan levende materie, en niet zo'n beetje ook, het overgrote deel van
de materie in ons heelal is immers ``donker'', d.w.z. onzichtbaar en
daar begrijpen we nog echt helemaal niets van. Maar een hoogtepunt
blijft dat even uitzinnige als kwetsbare moment waarop in een bouwkeet
op het Cavendish de grote deur geopend werd. Max Perutz beschreef
``zijn'' moment als volgt:
``Discovering the structure (of
haemoglobin) was wonderful. You must imagine the time when proteins
were black boxes. Nobody knew what they looked like. There I was,
having worked on this vital problem for twenty-two years trying to
find out what this molecule looked like, and eventually to discover
how it worked. When the result emerged from the computer one night and
we suddenly saw it, it was like reaching the top of a difficult
mountain after a hard climb and falling in love at the same time. It
was an incredible feeling to see the molecule for the first time and
to realise that my work had not be in vain: because at many stages
during those long years I feared that I was wasting my life on a
problem that would never be solved.''
(Max Perutz in ``Cambridge Minds'',
R. Mason ed., Cambridge Un. Press, Cambridge (1994))