Back to homepage
 
 

Tijdschrift voor Wetenschap, Technologie en Samenleving, januari 1998


Aanslag op een kip met gouden eieren
 

F.A. Bais
Instituut voor Theoretisch Fysica
Universiteit van Amsterdam


     
    Televisie en computer zijn in al hun technologische subtiliteit, een geïntegreerde toepassing van praktisch alle fundamentele natuurkundige kennis die voorhanden is: electromagnetisme, optica, quantummechanica in de vorm van atoomfysica en halfgeleiderfysica; zelfs versnellerfysica komt er aan te pas. Voor cd spelers (lasers), apparatuur voor medische diagnostiek (kernspin resonantie) en in de toekomst wellicht spectaculaire zaken zoals nano-devices, optische of zelfs quantum computers is het verhaal weinig anders. Ook de niet te stuiten opmars van het moleculaire denken in de levenswetenschappen vindt zijn oorsprong in fundamentele kennis. Zo bezien is de maatschappelijke relevantie van bijvoorbeeld de quantummechanica vele malen groter dan die van alle maatschappijwetenschappen bij elkaar. Het is jammer dat Maxwell of Schrödinger geen copyright (of patent) op hun vergelijkingen hebben kunnen nemen dan hadden ook bevlogen wetenschappers zich bij de rijksten der aarde geschaard, en dat zou de waarde van de fundamentele wetenschap in een voor iedereen herkenbare vorm hebben zichtbaar gemaakt. 
      ``The discoveries of tomorrow will be made possible by the scientist of today, and by our continued commitment to their passionate quest.''
    Deze uitspraak komt niet uit de mond van een van onze paarse politici of topmanagers, maar uit de mond van VS president Clinton. Ondernemingen worden niet langer door ondernemers/uitvinders maar door financiers gerund waarbij het begrip `shareholders value' het allesoverheersend criterium voor succes lijkt te zijn. En omdat aandeelhouders alleen geïnteresseerd in het financiële rendement op de zeer korte termijn, is de uit deze ééndimensionale economische realiteit voortspruitende bedrijfsfilosofie rampzalig voor de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Al het onderzoek dat niet onmiddelijk tot winstverbetering leidt wordt afgestoten en moet als het even kan, compleet met vrijkomende `human resources', doorgeschoven worden naar de universiteiten die dat dan binnen krimpende budgetten mogen accomoderen. De overgang van `Philips invents for you' naar `Let's make things better' spreekt boekdelen. Bij deze mutatie van innovator naar productverbeteraar is de hete adem van Aziatische tijgers pijnlijk voelbaar. In dit kader klaagt het bedrijfsleven natuurlijk steen en been over het geringe nut van het door de overheid gefinancierde onderzoek, en in het verlengde daarvan de geringe inzetbaarheid van jonge academici. Dit heeft in het afgelopen decennium geleid tot een misplaatste nadruk op techniek ten koste van wetenschap: op middelbare scholen krijgt techniek een aparte, nogal opgefokte status, studenten aan TU's krijgen een extra jaar, en in het onderzoek verschuiven de middelen op alle fronten naar toegepast en strategisch onderzoek, zelfs binnen organisaties die zich voorstaan op fundamenteel onderzoek. Het gekakel over ivoren torens neemt ridicule vormen aan. Dat een minister van economische zaken deze ontwikkelingen toejuicht is begrijpelijk maar dat de minister van OC&W hierin zo nadrukkelijk het voortouw neemt is teleurstellend. 

    Ik zie het als volgt: als wij onze briljantste jongeren geen solide carriëre in het wetenschappelijk onderzoek meer kunnen bieden, zullen zij eieren voor hun talent kiezen en ook per ommegaande het financieel-economisch of bestuurlijk circuit in tuimelen en daarmee een dramatische verschraling van onze wetenschappelijke voedingsbodem bewerkstelligen. `Why be a scientist if you can be his boss?' Het percentage studenten in de natuurwetenschappen staat in Nederland op een beschamende 3%, tegen een 10.4 % in België, een 12% in Engeland, een 12.8% in Duitsland en een 14,3% in Frankrijk. De natuurwetenschappen zijn - niet intentioneel, maar wel feitelijk - gemarginaliseerd. Met betrekking tot het VWO profiel Natuur en Techniek is er al paniek uitgebroken, ook daar zal die marginalisering zijn beslag krijgen. Bèta studenten moeten in vier jaar een zwaar studie programma doorploeteren en de status van jonge gedreven promovendi in het universitaire bestel komt die van aspergesteker niet meer te boven. Why bother! 

    In Amerika gaan de ontwikkelingen momenteel een heel andere kant op; de onverschrokken ambitie blijft daar, dat de V.S. de leiding moeten behouden op alle gebieden van wetenschap en technologie. Waarbij ook de slogan `Leading in Science Today is Leading in Technology Tomorrow' opgang maakt. Een commissie van het Congres ontving de uitdagende opdracht om programma's te evalueren van publieke instellingen die zich bezig hielden met het uitvoeren, dan wel financieren van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Dit is onderzoek waarvoor zoals op een hoorzitting uiteengezet werd, `het primaire doel is om nieuwe kennis te genereren, met dikwijls lange termijn, en regelmatig, onvoorspelbare uitkomsten.' De commissie kwam tot de conclusie dat het zeer moeilijk is om quantitatieve doelstellingen en maatstaven voor fundamenteel onderzoek vast te leggen. Toetsing aan zulke maatstaven geeft geen informatie over de vitaliteit en potentie van een onderzoeksgebied, en zoals Richard Zare van Stanford University het zei: `will at best distort assessments and more likely will prove destructive as research proposals and funding decisions are optimized for the measures rather than for the best and most exciting science.' We moeten waken voor, wat in het Congres omschreven werd als het omschakelen van `scientific excellence' naar corporate welfare (waar we in nederland de onwaarschijnlijke staaltjes van hebben gezien). Het heeft maar weinig gescheeld of programma's zoals de Advanced Technology Program (ATP) en de Manifacturing Extension Partnerships (MEP) van het National Institute of Science en Technology (NIST) zouden zijn stopgezet. Verder onderstreepte de commissie dat `merit review on peer evaluation must remain the primary vehicle for assessing the excellence and conduct of science at the cutting edge.' We moeten de wetenschappelijke infrastructuur behoeden voor een al te naïve commercialisering, d.w.z. een overdreven nadruk op economisch gemotiveerde techniek; die werkt averechts zowel als het gaat om fundamentele innovaties als om het motiveren van getalenteerde jongeren. Die nadruk leidt tot een onherstelbaar kwaliteitsverlies op alle niveaus van de educatieve ladder. 

    Deze kentering in het publieke denken over fundamenteel onderzoek werd ingeluid door een krachtig appèl van zestig Amerikaanse nobelprijswinnaars in juni 1996, waarin opgemerkt werd dat de economische en politieke macht van de V.S., in belangrijke mate het gevolg is van de investeringen in wetenschappelijk onderzoek. En dat ook nú de financiering van universitair wetenschappelijk onderzoek een investering in de toekomst is, die niet mag afnemen. In october '96 deden de nieuwe Amerikaanse Nobelprijswinnaars in natuurkunde en chemie er nog een schepje bovenop, zij spraken van een `insidious decay in the U.S. scientific infrastructure' en van `eating our seed corn'. Alan Bromley zei onlangs op Capitol Hill: 

      ``Economists tell us that the social rate of return of our investments in basic science - the underpinning of technology - is extremely high. Some believe that it exceeds 50 percent; few believe it is lower than 20 percent.'' 
    Het rapport The increasing linkage between U.S. technology and public science meldt dat 73 procent van de artikelen die geciteerd worden in patenten voor de U.S. industrie, behoren tot het publieke domein, waarvan de auteurs werkzaam zijn bij academische of door de overheid gefinancierde onderzoeksinstellingen. Deze koppeling groeit het snelst in de VS waar referenties van U.S. patenten naar U.S. onderzoeksartikelen maar liefst verdrievoudigd is in de laatste zes jaar. Bij deze inventarisatie valt het op dat juist de notoire top-universiteiten die zich richten op zuiver wetenschappelijk onderzoek en het maximaliseren van het aantal Nobelprijzen in hun gelederen, zoals Harvard, Stanford. Cornell en MIT, ook de lijst aanvoeren wat betreft citatie scores in patentaanvragen. Een Engels onderzoek wijst er ook op dat de economische verdiensten van ex-researchers in esoterische wetenschapsgebieden geenszins onderdoen voor die van mensen die opgeleid zijn in biotechnologie of catalyse, misschien is het daarom, dat het meest succesvolle Science Park van Europa zich in de achtertuinen van het ultra-academische Cambridge bevindt. 

    Op 21 januari 1997 stelde senator Gramm vast dat de V.S. te weinig aan fundamenteel (niet-militair) onderzoek deed, en kwam met een wetsvoorstel om de overheidsfondsen voor dat onderzoek maar liefst te verdubbelen op een termijn van tien jaar. Om zeker te zijn dat het geld goed gespendeerd wordt: 

      ``...,the bill gives priority to investments in basic science and medical research in order to produce new scientific knowledge which will be available in the public domain. The legislation does not allow funds to be used for the commercialisation of technologies, and allocates funds using a peer review system.'' 
    Dat alle zichzelf respecterende wetenschappelijke onderzoeks organisaties luidkeels hun steun hebben betuigd aan het verdubbelings-voorstel zal niemand verbazen, maar dat het initiatief inmiddels uitgegroeid is tot de Gramm (republikein)-Lieberman (democraat) `National Investment Act' die ook op grote steun in het Huis van Afgevaardigden kan rekenen (House Speaker Newt Gingrich noemt een drastische toename van het wetenschapsbudget een belangrijke prioriteit), laat zien dat er een wezenlijk andere zienswijze is doorgebroken in de politiek aangaande fundamenteel onderzoek, die niet zonder gevolgen zal blijven. Deze zienswijze verdient ook in Nederland de aandacht, en zou wat mij betreft, ter profilering van 's lands politieke partijen op de agenda bij de komende verkiezingen geplaatst moeten worden. 

    Ik vraag mij wel eens af of tegen de tijd dat we `Tulpen uit Taiwan' voor de ramen hebben staan, de handel- en dienstensector ons leven dan kan redden? Kunnen zij de handelsbalans in ons voordeel doen omslaan, zonder een `state of the art' wetenschappelijke en technologische kennisinfrastructuur? Of zal onze `rijkdom' dan slechts nog bestaan uit de rente van onze noest opgespaarde oudedagsvoorzieningen, waarmee de pensioenfondsen wereldwijd zulke goede sier maken. Nederland, verworden tot het Florida van Europa: een behaaglijke vluchtheuvel voor financiers en renteniers, maar een verloren paradijs voor de wetenschap. 
     
     


F.A. Bais