Televisie en computer zijn in al hun technologische subtiliteit, een
geïntegreerde toepassing van praktisch alle fundamentele natuurkundige
kennis die voorhanden is: electromagnetisme, optica, quantummechanica in
de vorm van atoomfysica en halfgeleiderfysica; zelfs versnellerfysica komt
er aan te pas. Voor cd spelers (lasers), apparatuur voor medische diagnostiek
(kernspin resonantie) en in de toekomst wellicht spectaculaire zaken zoals
nano-devices, optische of zelfs quantum computers is het verhaal weinig
anders. Ook de niet te stuiten opmars van het moleculaire denken in de
levenswetenschappen vindt zijn oorsprong in fundamentele kennis. Zo bezien
is de maatschappelijke relevantie van bijvoorbeeld de quantummechanica
vele malen groter dan die van alle maatschappijwetenschappen bij elkaar.
Het is jammer dat Maxwell of Schrödinger geen copyright (of patent)
op hun vergelijkingen hebben kunnen nemen dan hadden ook bevlogen wetenschappers
zich bij de rijksten der aarde geschaard, en dat zou de waarde van de fundamentele
wetenschap in een voor iedereen herkenbare vorm hebben zichtbaar gemaakt.
``The discoveries of tomorrow will be made possible by the scientist
of today, and by our continued commitment to their passionate quest.''
Deze uitspraak komt niet uit de mond van een van onze paarse politici of
topmanagers, maar uit de mond van VS president Clinton. Ondernemingen
worden niet langer door ondernemers/uitvinders maar door financiers gerund
waarbij het begrip `shareholders value' het allesoverheersend criterium
voor succes lijkt te zijn. En omdat aandeelhouders alleen geïnteresseerd
in het financiële rendement op de zeer korte termijn, is de uit deze
ééndimensionale economische realiteit voortspruitende bedrijfsfilosofie
rampzalig voor de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Al het onderzoek
dat niet onmiddelijk tot winstverbetering leidt wordt afgestoten en moet
als het even kan, compleet met vrijkomende `human resources', doorgeschoven
worden naar de universiteiten die dat dan binnen krimpende budgetten mogen
accomoderen. De overgang van `Philips invents for you' naar `Let's make
things better' spreekt boekdelen. Bij deze mutatie van innovator naar productverbeteraar
is de hete adem van Aziatische tijgers pijnlijk voelbaar. In dit kader
klaagt het bedrijfsleven natuurlijk steen en been over het geringe nut
van het door de overheid gefinancierde onderzoek, en in het verlengde daarvan
de geringe inzetbaarheid van jonge academici. Dit heeft in het afgelopen
decennium geleid tot een misplaatste nadruk op techniek ten koste van wetenschap:
op middelbare scholen krijgt techniek een aparte, nogal opgefokte status,
studenten aan TU's krijgen een extra jaar, en in het onderzoek verschuiven
de middelen op alle fronten naar toegepast en strategisch onderzoek, zelfs
binnen organisaties die zich voorstaan op fundamenteel onderzoek. Het gekakel
over ivoren torens neemt ridicule vormen aan. Dat een minister van economische
zaken deze ontwikkelingen toejuicht is begrijpelijk maar dat de minister
van OC&W hierin zo nadrukkelijk het voortouw neemt is teleurstellend.
Ik zie het als volgt: als wij onze briljantste jongeren geen solide
carriëre in het wetenschappelijk onderzoek meer kunnen bieden, zullen
zij eieren voor hun talent kiezen en ook per ommegaande het financieel-economisch
of bestuurlijk circuit in tuimelen en daarmee een dramatische verschraling
van onze wetenschappelijke voedingsbodem bewerkstelligen. `Why be a scientist
if you can be his boss?' Het percentage studenten in de natuurwetenschappen
staat in Nederland op een beschamende 3%, tegen een 10.4 % in België,
een 12% in Engeland, een 12.8% in Duitsland en een 14,3% in Frankrijk.
De natuurwetenschappen zijn - niet intentioneel, maar wel feitelijk - gemarginaliseerd.
Met betrekking tot het VWO profiel Natuur en Techniek is er al paniek uitgebroken,
ook daar zal die marginalisering zijn beslag krijgen. Bèta studenten
moeten in vier jaar een zwaar studie programma doorploeteren en de status
van jonge gedreven promovendi in het universitaire bestel komt die van
aspergesteker niet meer te boven. Why bother!
In Amerika gaan de ontwikkelingen momenteel een heel andere kant op;
de onverschrokken ambitie blijft daar, dat de V.S. de leiding moeten behouden
op alle gebieden van wetenschap en technologie. Waarbij ook de slogan
`Leading in Science Today is Leading in Technology Tomorrow' opgang maakt.
Een commissie van het Congres ontving de uitdagende opdracht om programma's
te evalueren van publieke instellingen die zich bezig hielden met het uitvoeren,
dan wel financieren van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Dit is
onderzoek waarvoor zoals op een hoorzitting uiteengezet werd, `het primaire
doel is om nieuwe kennis te genereren, met dikwijls lange termijn, en regelmatig,
onvoorspelbare uitkomsten.' De commissie kwam tot de conclusie dat het
zeer moeilijk is om quantitatieve doelstellingen en maatstaven voor fundamenteel
onderzoek vast te leggen. Toetsing aan zulke maatstaven geeft geen informatie
over de vitaliteit en potentie van een onderzoeksgebied, en zoals Richard
Zare van Stanford University het zei: `will at best distort assessments
and more likely will prove destructive as research proposals and funding
decisions are optimized for the measures rather than for the best and most
exciting science.' We moeten waken voor, wat in het Congres omschreven
werd als het omschakelen van `scientific excellence' naar corporate
welfare (waar we in nederland de onwaarschijnlijke staaltjes van hebben
gezien). Het heeft maar weinig gescheeld of programma's zoals de Advanced
Technology Program (ATP) en de Manifacturing Extension Partnerships (MEP)
van het National Institute of Science en Technology (NIST) zouden zijn
stopgezet. Verder onderstreepte de commissie dat `merit review on peer
evaluation must remain the primary vehicle for assessing the excellence
and conduct of science at the cutting edge.' We moeten de wetenschappelijke
infrastructuur behoeden voor een al te naïve commercialisering, d.w.z.
een overdreven nadruk op economisch gemotiveerde techniek; die werkt averechts
zowel als het gaat om fundamentele innovaties als om het motiveren van
getalenteerde jongeren. Die nadruk leidt tot een onherstelbaar kwaliteitsverlies
op alle niveaus van de educatieve ladder.
Deze kentering in het publieke denken over fundamenteel onderzoek werd
ingeluid door een krachtig appèl van zestig Amerikaanse nobelprijswinnaars
in juni 1996, waarin opgemerkt werd dat de economische en politieke macht
van de V.S., in belangrijke mate het gevolg is van de investeringen in
wetenschappelijk onderzoek. En dat ook nú de financiering van universitair
wetenschappelijk onderzoek een investering in de toekomst is, die niet
mag afnemen. In october '96 deden de nieuwe Amerikaanse Nobelprijswinnaars
in natuurkunde en chemie er nog een schepje bovenop, zij spraken van een
`insidious decay in the U.S. scientific infrastructure' en van `eating
our seed corn'. Alan Bromley zei onlangs op Capitol Hill:
``Economists tell us that the social rate of return of our investments
in basic science - the underpinning of technology - is extremely high.
Some believe that it exceeds 50 percent; few believe it is lower than 20
percent.''
Het rapport The increasing linkage between U.S. technology and public
science meldt dat 73 procent van de artikelen die geciteerd worden
in patenten voor de U.S. industrie, behoren tot het publieke domein, waarvan
de auteurs werkzaam zijn bij academische of door de overheid gefinancierde
onderzoeksinstellingen. Deze koppeling groeit het snelst in de VS waar
referenties van U.S. patenten naar U.S. onderzoeksartikelen maar liefst
verdrievoudigd is in de laatste zes jaar. Bij deze inventarisatie valt
het op dat juist de notoire top-universiteiten die zich richten op zuiver
wetenschappelijk onderzoek en het maximaliseren van het aantal Nobelprijzen
in hun gelederen, zoals Harvard, Stanford. Cornell en MIT, ook de lijst
aanvoeren wat betreft citatie scores in patentaanvragen. Een Engels onderzoek
wijst er ook op dat de economische verdiensten van ex-researchers in esoterische
wetenschapsgebieden geenszins onderdoen voor die van mensen die opgeleid
zijn in biotechnologie of catalyse, misschien is het daarom, dat het meest
succesvolle Science Park van Europa zich in de achtertuinen van het ultra-academische
Cambridge bevindt.
Op 21 januari 1997 stelde senator Gramm vast dat de V.S. te weinig aan
fundamenteel (niet-militair) onderzoek deed, en kwam met een wetsvoorstel
om de overheidsfondsen voor dat onderzoek maar liefst te verdubbelen op
een termijn van tien jaar. Om zeker te zijn dat het geld goed gespendeerd
wordt:
``...,the bill gives priority to investments in basic science and
medical research in order to produce new scientific knowledge which will
be available in the public domain. The legislation does not allow funds
to be used for the commercialisation of technologies, and allocates funds
using a peer review system.''
Dat alle zichzelf respecterende wetenschappelijke onderzoeks organisaties
luidkeels hun steun hebben betuigd aan het verdubbelings-voorstel zal niemand
verbazen, maar dat het initiatief inmiddels uitgegroeid is tot de Gramm
(republikein)-Lieberman (democraat) `National Investment Act' die ook op
grote steun in het Huis van Afgevaardigden kan rekenen (House Speaker Newt
Gingrich noemt een drastische toename van het wetenschapsbudget een belangrijke
prioriteit), laat zien dat er een wezenlijk andere zienswijze is doorgebroken
in de politiek aangaande fundamenteel onderzoek, die niet zonder gevolgen
zal blijven. Deze zienswijze verdient ook in Nederland de aandacht, en
zou wat mij betreft, ter profilering van 's lands politieke partijen op
de agenda bij de komende verkiezingen geplaatst moeten worden.
Ik vraag mij wel eens af of tegen de tijd dat we `Tulpen uit Taiwan'
voor de ramen hebben staan, de handel- en dienstensector ons leven dan
kan redden? Kunnen zij de handelsbalans in ons voordeel doen omslaan, zonder
een `state of the art' wetenschappelijke en technologische kennisinfrastructuur?
Of zal onze `rijkdom' dan slechts nog bestaan uit de rente van onze noest
opgespaarde oudedagsvoorzieningen, waarmee de pensioenfondsen wereldwijd
zulke goede sier maken. Nederland, verworden tot het Florida van Europa:
een behaaglijke vluchtheuvel voor financiers en renteniers, maar een verloren
paradijs voor de wetenschap.
|