3.6.2. Practicum

Tot de jaren ’60 was het niet gebruikelijk dat leerlingen zelf proeven uitvoerden, dat werd door de docent gedaan. Vaak was dat door de faciliteiten in het scheikundelokaal ook niet goed mogelijk. In de jaren ’60 werd onder de invloed van Nuffield (UK) door de CMLS (Commissie Modernisering Leerplan Scheikunde) het belang van leerlingproeven onderstreept. Sindsdien is het leerlingenpracticum een onlosmakelijk onderdeel van het scheikunde-onderwijs.

Wat een practicum precies is, valt moeilijk te zeggen. Er zijn allerlei onderwijsactiviteiten, zoals het werken met computers, het bouwen van molekuulmodellen e.d., die je ook practicum zou kunnen noemen. Denk ook maar eens aan het zogenoemde talenpracticum op de middelbare scholen.

Over het algemeen hanteert men de volgende omschrijving van practicum:

 Een practicum is bedoeld om vaardigheden te leren

Volgens deze omschrijving is een les waarin leerlingen opgaven maken eigenlijk ook een practicum: immers, een dergelijke les heeft de bedoeling om leerlingen probleemoplossingsvaardigheden bij te brengen. Het is echter in het chemie-onderwijs gebruikelijk om datgene practicum te noemen, waar leerlingen experimenten uitvoeren. Het is mogelijk om verschillende indelingen te maken van typen practica. We kunnen dan letten op leerdoelen, het type taken dat aan de leerlingen wordt voorgelegd en de organisatievorm.

Als gelet wordt op het type vaardigheden dat wordt onderwezen (dus op de leerdoelen) dan kunnen chemische practica gericht zijn op het aanleren van handvaardigheden (onderwijspsychologen spreken hier wel van psychomotorische vaardigheden) zoals titreren, apparatuur bedienen etc. Inmiddels zijn practica vooral ook bedoeld om allerlei algemenere (dwz. niet vakspeciŽeke) vaardigheden te leren, zoals leren onderzoeken, leren rapporteren, leren ontwerpen, leren waarnemen etc. Onderwijspsychologen noemen dit vaak cognitieve vaardigheden.
Daarnaast heeft het practicum een motiverende functie (veel leerlingen vinden het aantrekkelijk om bezig te zijn, met de handen te wapperen) of om leerlingen nauwgezetheid en verantwoordelijkheid bij te brengen (affectieve vaardigheden).

Een andere indeling van practica krijgen we als gelet wordt op de functie van het practicum in relatie tot onderwezen theorie. Zo kunnen op het practicum bepaalde verschijnselen geïllustreerd worden, bijv. hoe kopersulfaat er uitziet, welke verschijnselen waarneembaar zijn bij de verbranding van magnesium of hoe een spectrofotometer is opgebouwd (illustrerend practicum).
Soms kan het practicum worden gebruikt om theorie die in de les is behandeld te veriŽëren (veriŽërend practicum). Zo kan de wet van Boyle experimenteel worden gecontroleerd, of men kan nagaan dat een ester uit een alkaanzuur en een alcohol kan worden gevormd.
Soms kan een practicum een inleidende, introducerende functie hebben voor een les (introducerend practicum). Zo kan een les over verbranding beginnen met een aantal experimenten, waarin verbrandingen worden getoond.
Tenslotte kan een practicum gebruikt worden om de theorie te leren of te ontwikkelen. We spreken dan van een ontdekkend, empirisch of ontwikkelend practicum. Studenten kunnen bijv. zelf experimenteel nagaan wat de invloed is van verschillende factoren op de snelheid van chemische reacties.

Een andere indeling is mogelijk als gelet wordt op het type taak dat aan de studenten wordt voorgelegd. We spreken van een voorschriftgeleid of gesloten practicum als gewerkt wordt met voorschriften met een grote mate van detaillering. Soms wordt hier ook wel van een kookboekpracticum gesproken. Het tegengestelde hiervan is een ontwerpgericht of open practicum. Er wordt niet meer dan een opdracht gegeven: studenten bepalen zelf de opzet en uitvoering van het experiment. In een nog verdergaande variant bepalen studenten zelf wat ze gaan onderzoeken: studenten dienen dan vaak een onderzoeksvraag en een hypotheses te formuleren. Dit is een vorm van projectonderwijs. Vaak wordt met een mengvorm van open en gesloten practicum gewerkt. Studenten krijgen een open opdracht, waarvoor bij bepaalde delen (bv. de bediening van een apparaat) een voorschrift is bijgevoegd.
Verder zijn indelingen mogelijk als gelet wordt op de wijze van organisatie. We onderscheiden dan een parallelpracticum (alle studenten doen allen hetzelfde experiment op een bepaald tijdstip) van een roulatiepracticum (studenten doen wel dezelfde experimenten maar in verschillende volgorde).

Op de volgende pagina’s wordt een overzicht gegeven van de verschillende typen practica.


Opdrachten:

Vul het overzicht over 'typen practica' aan met voorbeelden.

Lees bijgaand stuk (hoofdstuk 17 uit Didactiek van de Chemie onder redactie van R. Docters van Leeuwen & J.W. Schuijl, Zeist: NIB 1978) over leerlingenpracticum.

Zoek in een hoofdstuk van een schoolboek op welke functie de experimenten hebben in relatie tot de theorie. Van welke type practicum is hier sprake?


Typen Practica

 

A. onderscheid naar leerdoelen

A.1 vaardigheidspracticum

psychomotorische vaardigheden
handvaardigheid
instrumenten gebruiken
observeren
........
........
........
........
........

cognitieve vaardigheden
onderzoeken
rapporteren
problemen oplossen
........
........
........

affectieve vaardigheden
veilig werken
nauwkeurig werken
samenwerken
gemotiveerd zijn
........
........
........

A.2 theorie-ondersteunend practicum

• introducerend practicum(experiment)
voorbeeld van een experiment:........

• illustrerend practicum(experiment)
voorbeeld van een experiment:........

• veriŽërend practicum(experiment)
voorbeeld van een experiment:........

• ontdekkend / ontwikkelend / empirisch practicum(experiment)
voorbeeld van een experiment:........

B. onderscheid naar type taken

B.1 voorschriftgeleid (gesloten) practicum(experiment)
voorbeeld van een experiment:........

B.2 ontwerpgericht (open) practicum(experiment)
voorbeeld van een experiment:........

C. onderscheid naar organisatievorm

C.1 parallelpracticum

C.2 roulatiepracticum



Gepubliceerd op vrijdag, 9 maart 2001