Microschaalexperimenten 

De implementatie van microschaal experimenten in het scheikunde onderwijs

Methode


De gebruikte methode is een postenquête. Aan de deelnemers aan het microschaalproject is een enquête gestuurd (zie appendices A en B) (Bartelds et al.). In mei 1998 zijn er 215 enquêtes, voorzien van antwoordenveloppen en een begeleidend schrijven verstuurd aan die gebruikers die hun materiaal voor 1 februari 1998 hadden ontvangen. Deze datum is als grens gekozen om te voorkomen dat de gegevens te zeer zouden worden vertroebeld door een relatief grote invloed van de groep gebruikers die het materiaal nog niet hebben kunnen gebruiken omdat het materiaal pas zeer kort in huis was. Nu hadden alle geënquêteerden het materiaal minimaal 3 maanden in huis.

In de enquête wordt naast een aantal algemene gegevens gevraagd naar een beoordeling van het materiaal, de documentatie, de ondersteuning en de ervaringen bij het gebruik. Verder biedt deze enquête de deelnemers de mogelijkheid om problemen en wensen kenbaar te maken. De meeste vragen gaven antwoordmogelijkheden op een schaal van 1 tot 4. Deze 1-tot-4-schaal is verkozen boven een 1-tot-5-schaal om te voorkomen dat respondenten het "veilige" midden zouden kiezen (Tromp en Rietmeijer, Bartelds et al.).

Bij de formulering van de vragen is uitgegaan van een aantal beperkingen. Ten eerste diende het invullen van de enquête relatief weinig tijd te kosten. Voorts moest het overgrote deel van de antwoorden geautomatiseerd berwerkt kunnen worden en dus was cijfermatig materiaal noodzakelijk. Verder diende het aantal pagina’s beperkt te blijven. Dit laatste uit het oogmerk van kostenreductie en om de geënquêteerden niet de indruk te geven dat het toch een tijdrovende zaak zou zijn om te reageren. Anderzijds was het van belang de geënquêteerden de mogelijkheid te bieden opmerkingen te plaatsen waar dat gewenst was. Daarom is er bij een groot aantal vragen de mogelijkheid geboden om aanvullende informatie te geven. Bij het overbrengen van de gegevens naar het data-analysesysteem zijn deze opmerkingen zoveel mogelijk gestandaardiseerd.

Beoordeling van de representativiteit

De enquête bevat een aantal vragen waarmee de representativiteit kan worden vastgesteld. Bij de keuze van de parameters hiervoor is het van belang dat deze onafhankelijk zijn van de overige bemonsterde parameters. Anderzijds is het noodzakelijk dat het parameters betreft welke van de totale populatie bekend zijn. In dit geval is er gekozen voor a) het moment van uitleveren van het materiaal, en b) de gebruikte methode. In principe is het moment van uitleveren onafhankelijk van alle overige parameters, er dient echter rekening te worden gehouden met het feit dat mogelijke bevindingen wel worden beïnvloed door de tijd dat het materiaal in huis is. Hetzelfde geldt voor de gebruikte methode. Alhoewel de methodekeuze volledig los staat van het gebruik van het microschaalmateriaal, kan het gebruik van een bepaalde methode de beoordeling van het materiaal beïnvloeden. Combinatie van de antwoorden op bovengenoemde vragen met die uit het geanonimiseerde bestand van MicroC3hem, waarin deze gegevens ook voorhanden zijn, biedt dan de mogelijkheid te controleren in hoeverre de respondenten een representatieve vertegenwoordiging zijn van de volledige populatie. Als criterium voor representativiteit is gekozen voor een correlatiecoëfficiënt van >0.95 (feitelijk een onbetrouwbaarheidsinterval van 0.05, zie ook hieronder)

Data-analyse

Voor het analyseren van de gegevens zijn deze ingevoerd in Excel (Microsoft®) en daarmee waar nodig bewerkt. Regressieanalyse is uitgevoerd met behulp van de kleinste kwadratenmethode. Daar waar sprake is van standaarddeviaties wordt er s bedoeld en niet sd. Verschillen worden significant geacht indien p<0.05. Daar waar sprake is van vergelijking van twee (deel-)populaties is er gebruik gemaakt van de gepaarde t-toets, waarbij de nul-hypothese in alle gevallen was dat de populaties verschillend waren. De enige uitzondering hierop is de vergelijking van de respons met de verwachte respons, hier is gebruik gemaakt van een Z-toets, om de eenvoudige reden dat de respons als zodanig geen standaarddeviatie heeft en dus niet met een t-toets getoetst kan worden.

Lees verder



Titelpagina / Samenvatting / Inleiding / Methode / Resultaten en conclusies / Discussie / Aanbevelingen / Dankwoord / Referenties / Appendix A / Appendix B

Voor meer informatie kunt u terecht bij: logo MicroC<sub>3</sub>hem

Stichting MicroC3hem
Nieuwe Achtergracht 129
1018 WS Amsterdam
Telefoon: 020-5256583
Fax: 020-5256586

E-mail: micro@chem.uva.nl


Gepubliceerd op 26 februari 1999